Er zijn in Nederland meer dan 225 soorten. De meesten zijn 4-8 mm groot. Een paar zijn kleiner 2-4 mm en een paar groter tot 15 mm. Ze worden meest gezien in het najaar. Veel zijn vooral s'nachts actief en overdag in vochtige schaduwrijke of donkere omgeving.
Ze worden gevonden op paddenstoelen, houtzwammen, rottend hout en in de bladlaag onder bos. De larven op dood hout leven waarschijnlijk van Mycelium draden. Sommige larven maken een web onder paddenstoelen of zwammen. Er zijn ook larven die licht geven (bioluminescentie) om zo prooien te lokken die op het licht afkomen. (Welke prooien??)
Sommige larven? soorten leven op mossen en levermossen en in vogelnestjes. Sommige imago's zijn ook bloembezoekers, maar worden weinig waargenomen.
Ze overwinteren als imago ook in holtes, gebouwen, tunnels, bunkers.
Er zijn 5 Subfamilies: Gnoristinae, Leiinae, Mycetophilinae, Mycomyinae en Sciophilinae. Het aantal genera is met 45, een aanzienlijk aantal. Het grootste aantal soorten vinden we in Exechia (20 soorten), Mycetophila (41 soorten), Mycomya (25 soorten) en Phronia (23 soorten). Een aantal algemene soorten komen in deze genera voor.
De onderscheidende kenmerken zijn o.a. de vleugeladering en eventuele vlekken op de vleugel en de kenmerken op de kop. De antenne heeft 16 segmenten, dus 14 flagellomeer lidjes. Cordyle soorten hebben 9-13 antenne segmenten.
Onderscheidende kenmerken tussen de belangrijkste genera zijn o.a. vleugeltekening, microtrichia op het boven-uiteinde van de vleugel(uitgelijnd of willekeurige richting), beharing op de flank met borstelharen op rechter-bovenhoek van het anepisternum (mesopleuron), borstelharen op bovenzijde van anepimeron (pteropleuron), de vorm van de palpen, enz.
De Paddenstoelmuggen zijn verwant aan de Sciaridae.
START determinatie Mycetophilidae alle genera.
Mike Hackston heeft hier een ingang naar zijn vele determinatiesleutels .
Door Marco de Haas is er een uitgebreide lijst van bronnen gemaakt zie onder: